woensdag 7 november 2018

TE MOOI OM WAAR TE ZIJN.

Rond deze tijd van het jaar lijkt me de wereld nog meer dan gewoonlijk een verzamelplaats van verregaande tristesse. Ik hoop dat die indruk niet aan toenemende weekhartigheid te wijten is, een kwaaltje dat met de jaren komt. Maar ik kan me nog altijd nestelen in een goed toneelstuk (ze zijn zeldzaam tegenwoordig, als ik mijn computer mag geloven), hoe droefgeestig het ook is. Als dat stuk subliem geschreven is, blijft het altijd wel min of meer overeind, of men moet het regie- of acteermatig danig verneuken.
Neem nu bij wijze van voorbeeld 'Rabbit Hole', een redelijk recent stuk van David Lindsay-Abaire, een portret van een koppel dat probeert te overleven na het verlies van hun zoontje. Evenzo worstelt de (groot)moeder met een verlies, vecht de andere dochter met zichzelf en heeft een jonge gast misschien wel te vroeg een rijbewijs gehaald. Iedereen sleept een verschrikkelijk verleden met zich mee. De meesten lopen gebukt onder kilo's verdriet, heel veel kilo's. Het zoontje heeft een zwart gat achter gelaten en daar moeten de nabestaanden uit zien te raken.
Laat ons wel wezen: een dergelijk loodzwaar gegeven spelen is geen vanzelfsprekendheid. Als publiek moet je het meegedragen verleden voelen en zien, ruiken bijna. Gewonde dieren gedragen zich hoogst verraderlijk. De man doet alsof alles prima is, de vrouw functioneert niet meer. Weg dus met alles wat mooi is. Wat in dit stuk te clean is, geloof je niet. Elke, maar dan ook elke scène moet naar de keel grijpen anders stuikt dit stuk ineen als een kaartenhuis. Alles moet met andere woorden kloppen als een zwerende vinger: taal, scenografie, licht, regie én spel, zoniet is de geleverde inspanning een maat voor niets geweest, een gemiste kans zeg maar...
JV

1 opmerking: